Na elk verhaal denk ik: “Sir (Arthur Conan Doyle), you’re a genius.”
Het is niet moeilijker dan dat. Ik heb intussen al menig verhaal verslonden en nooit was ik teleurgesteld. Elke keer opnieuw probeerde ik zelf het mysterie (gedeeltelijk) op te lossen en elke keer opnieuw bleek ik er mijlenver naast te zitten, maar was de ontknoping honderd keer beter dan wat ik zelf had bedacht. Het is absoluut de aangenaamste manier om met je neus op de beperkingen van je eigen creativiteit gedrukt te worden. En het zijn niet alleen die mysteries. Ze zijn geniaal, daar bestaat geen twijfel over, maar de manier waarop ze geschreven zijn … Ik schreef bijna: “de manier waarop Watson ze opschrijft”. Want dat is echt een groot deel van de charme: je gelooft écht dat Watson de avonturen hervertelt, met de ultrarealistische details die het nog echter maken, en voelt de bijzondere vriendschap (en soms ergernis) op zo’n natuurlijke manier. Deze personages zijn echt: Watson heeft moeten beloven dat hij bepaalde zaken niet opschreef voor de betrokkenen er geen hinder meer van konden ondervinden, Holmes is een trouwe maar moeilijke vriend en Baker Street is/was echt hun thuis. Ik betrap mezelf er soms op dat ik zo verstrikt raak in de wereld van Watson en Holmes dat ik de vierde wand bewust even moet doorbreken; om te zien dat er boven het toneel een geniale poppenspeler hangt: Sir Arthur Conan Doyle. En ik begrijp de reacties van de mensen volledig toen hij besloot Holmes te laten sterven: teleurstelling, verdriet en zelfs woede. Want waar haalt hij het recht vandaan om ons onze Sherlock af te pakken?
Deze prachtige, in stof ingebonden, editie werd uitgegeven door Race Point Publishing en staat mooi op het salontafeltje, maar zal daar nooit lang blijven liggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten