Om geen verkeerd beeld te
geven, moet ik eerst hiermee beginnen: ik vond het een fijn boek om te lezen,
met een hoofdpersonage dat mij aansprak en een leuke vertelstijl. Het boek zit
echt op een positieve manier in mijn geheugen opgeslagen. - Daarnaast moet ik
voor de volledigheid ook nog het volgende vertellen:
Beste cover,
Je trok meteen mijn aandacht. Ik zag je en ik
dacht ‘I like’. Maar ik dacht ook: ‘Stel me alsjeblieft niet teleur?’ En toen
zag ik dit staan:
‘Van alle Engelse schrijvers van de 20ste eeuw is zij onbetwist de allergrootste.’ - Philip Hensher
Euh oké… En ook dit:
‘Haar romans waren meesterwerken.’ - The Guardian
Hm, dat lijkt me lichtjes overdreven. En dan kwam
nog dit:
‘Als het gaat om de nalatenschap van Jane Austen komt Fitzgerald daar het dichtst bij in de buurt. Maar ze heeft andere kwaliteiten. Fitzgerald schrijft met een mysterieuze helderheid waar niemand anders bij in de buurt komt.’ - A.S. Byatt
Beste cover, doe dat a.u.b. nooit meer? Je mag nog
zo mooi zijn, je mag nog zo’n klinkende naam op je cover hebben staan (al
klinkt hij in mijn oren als: “verwar me alsjeblieft met F. Scott Fitzgerald”)
en je mag nog zo’n goed boek herbergen … overschat jezelf nooit. Je creëert
verwachtingen, maar je valt zo veel dieper als je ze niet kunt inlossen.
‘De allergrootste’ van de twintigste eeuw? Nee, voor mij niet. Een
‘meesterwerk’? Nee, ook niet. En ‘nalatenschap van Jane Austen’? Don’t even go
there. Gewoon een fijn boek. Mag dat ook?
Lieve, mooie cover, om het op z’n alfamannetjes’
te zeggen: “your task is to shut up and be pretty.” Een
flaptekst mag, al moet je daarin niet té veel vertellen, maar laat de
overdreven lofzangen gewoon achterwege en laat de lezers zelf beslissen wat ze
ervan vinden. Deze lezer wordt alleszins niet graag verplicht om iets goed te
vinden. Marketing kan ook omgekeerd werken…
Los daarvan, mijn beste cover, herberg je wel
gewoon een fijn boek. Het moeten niet allemaal Great Gatsby’s of Pride and
Prejudices zijn.
Mvg,
geBoekt
En nu terug over het boek
zelf:
‘Een boek (met een mooie
cover) over een boekhandel, dat kan niet misgaan’, denk je. Je begint met veel
enthousiasme te lezen en je merkt dat de schrijfstijl (of eerder vertaalstijl –
zie ook later) niet helemáal jouw ding is, maar je kunt best wel opschieten met
het hoofdpersonage, dus je leest nog bijna even enthousiast verder. Halverwege
in het boek ben je wel mee in de setting en voel je het personage wel aan, maar
vraag je je toch af of er eigenlijk nog een echte verhaallijn komt. Naar het
einde van het boek toe, zit je nog altijd met dezelfde vraag in je achterhoofd.
Maar, denk je, je hebt al literatuur gelezen die helemaal geen verhaallijn of
plot had en die toch door jou en zo veel mensen doorheen de eeuwen goed
gevonden werd. Dus, je zet nog steeds door met (bijna) onverminderd
enthousiasme. En dan kom je op de laatste bladzijde aan en denk je: ‘oei’.
‘Oei’ betekent hier:
- Oei, ik ben niet zeker wat ik ervan vond.
- Oei, ik weet niet wat ik hierover moet schrijven.
- Oei, dit is geen Jane Austen.
- Oei, er bleek inderdaad niet echt een verhaallijn in te zitten.
- Oei, de schrijf-/vertaalstijl kon dat niet echt compenseren.
- Oei, ik kan er niet duidelijk iets slechts over zeggen.
- Oei, maar ik kan er ook niet zo lovend over spreken als ik zou willen/moeten
volgens The Guardian e.d.
- En oei, de cover (of zijn inhoud althans) heeft mij wel lichtjes teleurgesteld.
(Niet te hoog vliegen, Icarus!)
- Oei, wat nu.
Voor de duidelijkheid: ik
vond het écht geen slecht boek. Ik had er gewoon iets meer van verwacht door de
mooie cover en door de lovende woorden op de cover. Ik vrees ook dat de
vertaling misschien te (Noord-)Nederlands is voor mij (niet per se qua taal,
maar eerder qua stijl*) en dat ze mij daardoor minder aansprak. Maar hey, ik
wil Fitzgerald wel een tweede kans geven – in het Engels dan. Want ik kan het
gevoel niet onderdrukken dat deze roman maar een aantal kleine aanpassingen
nodig heeft om wél helemaal mijn ding te zijn.
* Ik las onlangs een
roman van een andere Nederlandse uitgeverij en stootte op dezelfde problemen:
het boek werd de hemel in geprezen voor je zelf de kans kreeg om het boek nog
maar gewoon ‘goed’ te vinden en het boek was in een – voor mij – ‘rare’ stijl
geschreven/vertaald. Ik dacht dat het lag aan het feit dat het oorspronkelijk
een Deense roman was, maar nu begin ik daar toch aan te twijfelen. Ik herkende
dezelfde stijl, hoewel afgezwakt, in dit boek en ook hier heb ik het gevoel in
een andere taal of woordcultuur terechtgekomen te zijn. En daarmee raak ik aan
een belangrijk punt: a. zouden we het (Noord-)Nederlands en het Vlaams als (delen
van) dezelfde taal mogen beschouwen en b. zou er zoiets bestaan als een
woordcultuur die uniek is voor de beide varianten en die vreemd aanvoelt voor
de andere groep sprekers? Zelfs in de geschreven taal die toch standaard zou
moeten zijn voor de beide taalgebieden? Later zeker meer daarover!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten